Liefde voor taal

Onlangs werd ik door iemand die ik zo nu en dan redactionele adviezen geef, bedankt op een manier die mij ontroerde én mij de ogen opende voor een geheime liefde: die voor mooi taal- en woordgebruik! Zij schreef o.a. op ‘Internationale Bedankdag’ dat uit mijn correcties op haar teksten mijn liefde voor taal duidelijk naar voren komt. Ik realiseerde mij ineens wat er met mij gebeurt als ik ‘lelijke’ taaluitingen lees. Ik word er persoonlijk door getroffen en verdrietig van als ik zie dat er eenvoudige taalfouten worden gemaakt maar ook als er kromme zinnen worden opgeschreven. Is dat een van de gevolgen van de automatische spellingscorrectie die niet alles detecteert? Bedroefd vraag ik mij dan af: wordt datgene waar ik aan hecht, gewoon genegeerd? Wordt dat door de wereld om mij heen niet gewaardeerd? Aha, en wat heeft dat met mij en mijn autisme te maken?

Ik val bijvoorbeeld over teksten als ‘het meisje, die‘ of over ‘het is gebeurt‘. Vreselijk! Ook aan los geschreven woorden stoot ik mijn gevoelige ogen, zoals ‘deze bloemen aan bieden‘ of ‘zodra het digitale feest start, kan je deel nemen‘ of ‘stuur groep‘. Ik heb niet alleen de neiging om al die taalfouten te verbeteren, maar ik voel me ook persoonlijk afgewezen. Zeker als ik er geen invloed op heb…

Ik denk dat ik deze reactie terug kan voeren op mijn haperende zelfbeeld: wat ik belangrijk vind, word niet gedeeld (lees: ik word niet bevestigd). En dat weer op de periode dat mijn autisme nog niet was geconstateerd. Ik leefde in een wereld waarin ik dacht dat alles wat mijn wereld bepaalde ‘minderwaardig’ was. Mijn moeder heeft dat wereldbeeld ook wel bevestigd: ook zij ging er vanuit dat zij minderwaardig was als boerendochter (getrouwd met een academicus, dat toch wel) temidden van allerlei geslaagde middenstanders en academici. Ze zei soms zelfs dat wij als gezin minder waren dan de buren. Dat wereldbeeld helpt natuurlijk niet om je daar als kind tegen te verweren. En ik was al onzeker doordat ik mij onbegrepen voelde.

Ik doe veel redactioneel werk voor allerlei clubjes binnen de autismewereld. Ik vind dat heel leuk om te doen en probeer daarbij ook de berichten zo ‘mooi’ mogelijk te maken. Ik vergelijk het wel eens met schilderen of foto’s maken: ik ervaar iets esthetisch in mooie taal. Waar komt mijn behoefte dan vandaan om dergelijk taalgebruik haast af te dwingen bij anderen? Waar komt die heftige reactie vandaan om de auteur van slordige teksten min of meer ‘af te schrijven’? Is dat niet erg overdreven? Moet ik accepteren dat taal ‘levend’ is en onderhevig aan geleidelijk verschuivende regels? En dat taalgebruik los staat van de persoon?

Wat ik mij bijvoorbeeld nu heel duidelijk realiseer is dat ik echt kan genieten van mooi proza; net zoals ik ook kan genieten van mooie muziek een mooi kunstwerk en foto’s maken. Maar tekst en muziek kunnen mij daarvan het diepste raken en ontroeren. Qua muziek kan dat pop zijn, vaak maar lang niet altijd, muziek met tekst (zoals Maan met ‘Ze huilt maar ze lacht’) of klassiek (van Bach tot Mahler). Zo geniet ik tot in mijn vezels van het proza van Griet Op de Beeck. Bijvoorbeeld haar boek ‘Het beste wat we hebben’ staat vol met zinnen als ‘Hij was het mooi gaan vinden, de traagheid van niet weten wat er komt‘, of in het hoofdstuk over Amber: ‘Waarom legt gij alles (alle schuld/mikkiko) bij uzelf? Omdat de waarheid ook haar rechten heeft zeker‘. Zo kan ik nog wel even doorgaan.

Ik wil wel benadrukken dat ik slechts als waarnemer van taal geniet! Ik heb absoluut niet de pretentie om mij de schoonheid van taal toe te eigenen … Ik ben niet meer dan een goed bedoelende amateur, ik doe mijn best om er zelf iets moois van te maken. Maar omdat taal (net als psychologie, trouwens) iets is van iedereen, is ook de afstand tussen de waarnemer en de gebruiker ervan heel klein. En dat kan confronterend zijn.

De wortels van deze liefde voor taal zijn terug te voeren op mijn behoefte om de wereld te snappen en (zoveel mogelijk) te beheersen: ik ben goed getraind in rationeel denken, observeren en analyseren wat er gebeurt. Van huis uit, vooral door mijn vader, werd ik uitgedaagd tot scherpe woordspelingen en scherpslijterijen. Iets dat mij vroeger op weg leek te helpen, maar wat later werd ‘afgestraft’ omdat je er geen vrienden mee maakt. Maar ik had het toen nodig om mij te handhaven.

Nu ga ik ermee spelen. Het schrijven van deze blogs gecombineerd met zelfgemaakte bijpassende foto’s (zoals die van de bibberende Helleborus in de vrieskou vanochtend) is een hobby geworden, maar ook een uitlaatklep. En dat is een mooi bijverschijnsel van de lock down-bubbel in coronatijd!


terug naar blogs