Op weg naar een wandelcoach

In mijn vorige blog over relaties gaf ik al een inkijkje in mijn beperkte weerstand tegen het oordeel en de invloed van anderen. Ik laat mijn oren hangen naar wat ik denk dat anderen van mij verwachten of van wie ik verwacht dat ik ‘goedkeuring’ krijg. Dat ik – net als zoveel vooral vrouwen met autisme – mijn onhandig ‘geprogrammeerde zelf’ verstop om er maar bij te kunnen horen. Het gevoel erbij te horen lijkt voor mij haast het ultieme criterium te zijn voor een positief zelfbeeld. Hoe flinterdun is dat!

Ik lees via allerlei kanalen veel over autisme en zie heel veel berichten langskomen waarin vrouwen zich realiseren dat ze ‘zichzelf in een ander verliezen’. Dat ervaar ik ook zo. Ik raak mezelf vaak kwijt zodra ik bij een ander in de buurt kom. Ik ga daar wel, afhankelijk van de situatie of persoon in kwestie, verschillend mee om. In het ene geval trek ik mij als het ware terug in een ‘gepantserde’ omgeving van rationeel en analytisch denken. Dat doe ik wel in besprekingen. In een ander geval probeer ik een soort ‘mentale agenda’ mee te nemen die ik kan raadplegen om onderwerpen of gebeurtenissen/ervaringen te kunnen uitwisselen. Maar, dat gaat meestal mis, ik kan er op dat moment niet bij (dat gebeurt mij heel vaak als ik bij de ander ben) of er gebeurt iets onverwachts. De ander brengt natuurlijk ook onderwerpen in en soms is de situatie dat ik met mijn verhaal of vragen moet wachten omdat de ander nog bezig is met het gezamenlijke eten of andere bezigheden. Ik raak dan gemakkelijk uit koers. Het makkelijkste voor mij is om te onthouden wat de ander bezighoudt of bezig heeft gehouden en daarnaar vragen: altijd goed, toch? De veiligste route. Vroeger heb ik mij, naar voorbeeld van mijn moeder, ook goed getraind om ‘attent’ te zijn.

In een pas verschenen boek ‘Oude dame met autisme’ van Marjolein Schreier (2022) las ik een citaat van Peter Vermeulen waarin hij schrijft dat de Theory of Mind niet een door onderzoekers gevonden verklaring is voor autisme maar dat dit een fenomeen is dat mensen met autisme ontwikkelen om de sociale wereld om hun heen te kunnen begrijpen en hanteren. Een soort vehikel, dus. Mooie gedachte, dit accentverschil, heel herkenbaar.

Als ik bijvoorbeeld ga eten bij een vriendin, dan kan ik mij daar erg op verheugen. Meestal is het ook gezellig, ze is gastvrij en ik krijg een smakelijke maaltijd voorgeschoteld. Maar toch … na thuiskomst achteraf realiseer ik mij vaak dat ik wéér een heel stuk van mezelf niet heb (kunnen) laten zien. Dat gebeurt ook nadat ik uitgebreid met een vriendin heb gebeld e.d. Ik ervaar zoiets dan als een gemiste kans maar weet tegelijkertijd dat ik op een volgende gelegenheid een poos moet wachten (en dan ben ik natuurlijk intussen vergeten waarover het ging). Dit fenomeen lijkt op rafelrandjes, open eindjes. Geen continuïteit in het contact, alsof er een draadje in het contact los zit waardoor de lamp flikkert. Hoe werkt dat toch?

Ten eerste raak ik meestal direct de verbinding met ‘mezelf’ kwijt tijdens zo’n afspraak. Ik investeer als het ware in de kwaliteit van het contact: het moet goed gaan en er moet een volgende keer aantrekkelijk blijven. De inhoud van de ontmoeting is daar vaak ondergeschikt aan. Nu klinkt dat heel drastisch, natuurlijk blijft er wel ‘iets’ persoonlijks overeind.

Ik presenteer mij al dan niet in camouflagepak, maar de ander neemt mij ook waar, ik neem aan als een persoon. In dat laatste, dus zoals de ander mij waarneemt, zit vooral de stevigheid van mijn persoon. Maar dat is niet mijn ‘zelf’. Ik neem mezelf geregeld waar als vluchtig, vloeibaar en als een kameleon maar de ander ziet dat niet of heeft daar geen aandacht voor. Daar zit dus een grote discrepantie. Ik zorg er altijd voor dat ik belangstelling naar de ander toon door veel te vragen over gebeurtenissen die de ander heeft meegemaakt. Of vraag naar het wel & wee van mensen uit de directe omgeving van de ander. Menselijke verhalen boeien mij en dat maakt het voor mij ook makkelijk om de ‘verbinding’ te leggen. Maar heel vaak gaat het over bezigheden (boeken, televisieprogramma’s of andere activiteiten). En daarin vind ik heel vaak weer een verschil met anderen: ik tref vaak heel weinig overlap in belangstelling. Ik lees andere boeken, zie andere tv-programma’s, luister veel naar de radio en houd actualiteiten bij. Ik mis een gespreksonderwerk dat bij de meerderheid van mijn contacten centraal staat: de kinderen en de kleinkinderen. Waar vind je dan het ‘cement’ van dit contact?

Wat mij momenteel heet meeste bezighoudt, is het mijzelf veilig en mezelf willen voelen in relaties. Als ik nadenk bij wie ik mij nou eens helemaal mezelf durf te voelen, dan kom ik niet echt ver. Een handjevol contacten en dan net degenen waar ik heel ‘zuinig’ mee ben: ik wil ze niet te vaak ontmoeten want dan loop ik het risico om door de mand te vallen. Dat de bron opdroogt en dat het contact dat dan niet trekt. Maar ik kan ook weer niet van alle contacten verwachten dat deze aan mijn hoge norm voldoen: je hebt diepe contacten en meer praktische. Hoe zoek ik de balans tussen waardevol en waardeloos? Sommige contacten kosten mij gewoon energie en dan ben ik na afloop blij dat ik het ‘weer gered’ heb. Waar is mijn eigen anker? Ik voel mij vaak een vreemde in de wereld en alleen staan…

Ik weet dat je niet met iedereen de perfecte relatie kunt vinden; met sommige mensen speel je een spelletje, met anderen ga je fietsen. Ik zou zo graag een balans vinden in mijn ‘investering’ in gezelligheidscontacten respectievelijk dieper-gaande vriendencontacten. Ik ben onlangs nog de mist in gegaan in mijn kennelijk misplaatste verwachtingen van een vrouw hier uit de buurt. Ik dacht dat we een soort vrienden waren geworden, maar dat blijkt van haar kant heel anders te liggen. Ik weet daar dan vervolgens geen houding in te vinden en kies voor dan maar helemaal geen contact. Zo heb ik het altijd gedaan: liever helemaal niet dan onduidelijk. Dat is niet goed, dat weet ik. Ik ben er al verschillende contacten door verloren. Maar of dat erg is, zal per contact verschillen.

En, laat er nou net (februari 2022) een onderzoek zijn verschenen van de Universiteit Leiden over vriendschappen onderhouden als je autisme hebt, met als conclusie: “Opmerkelijk: bij meisjes met autisme hingen meer positieve vriendschapskwaliteit samen met meer symptomen van angst. Mogelijk ondervinden meisjes met autisme meer uitdagingen om hun vriendschappen positief vorm te blijven geven. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat veel meisjes met autisme denken en ervaren dat zij meer geaccepteerd worden als zij proberen hun autistische eigenschappen te camoufleren.“. Mijn verhaal past naadloos binnen deze conclusie! Het zet mij ook aan het denken over de vraag of het de perceptie van iemand met autisme kan zijn die maakt dat er geen verbinding ervaren wordt? Dat met de focus op de interpretatie en (irreële?) verwachtingen van het contact misschien veel winst te behalen valt? Een mooie uitdaging om samen met een coach verder te onderzoeken! Ook mijn goede ervaringen met CGT kan ik hierbij weer goed gaan gebruiken, hoop ik.

Ik heb een coach gevonden die tijdens wandelingen in de mooie natuur mij op weg gaat helpen met handvatten voor het vasthouden aan mezelf in verbinding met anderen. Het vinden van een kompas, of anker, waaraan ik mij kan vastklampen op momenten of situaties waarin ik weer eens vastloop in contacten met anderen. De woorden ‘blijf trouw aan jezelf’ zijn voor mij nog geschreven in een vreemde taal die ik niet beheers. Misschien lukt het met de wandelcoach om een nestje om mezelf te bouwen waarbinnen ik me kan terugtrekken als ik dat nodig heb en van waaruit ik de weg weer terug kan vinden naar een bevredigende verbinding met mezelf en anderen? Ook al laat mijn intuïtie me op dat punt in de steek en zal dat blijven doen.