Verouderen en autisme

De laatste tijd realiseer ik mij dat er een aspect aan veroudering zit, dat niet direct met mijn fysieke ongemak of achteruitgang van cognitieve functies te maken heeft. Misschien begin ik met mijn bijna halverwege de 70 ook wel op die punten te haperen, maar de confrontatie zit hem in de sociale omgeving en het korter wordende levensperspectief. Ik zal beide toelichten.

De sociale omgeving kenmerkt zich door het onvermijdelijke gegeven dat met mij ook de kring van contacten om mij heen ouder wordt. We gaan gelijk op, dat is het punt niet. Nee, de pijn zit hem in mijn grote valkuil van de verwachtingen die ik aan anderen stel (wat ik teveel doe, dat weet ik) en de bevestiging door anderen die samen nog steeds mijn belangrijkste brandstof zijn. Ik doe mijn best om beide ‘vangnetten’ (verwachtingen en bevestiging) te beteugelen, maar met het klimmen van de jaren wordt dat haast noodzakelijk doordat de mogelijkheden, kracht, veerkracht en ook aandacht die ik daarbij van anderen nodig denk te hebben, moet worden bijgesteld naar de werkelijkheid van hun ouder worden.

Dat heeft ook twee kanten: anderen vormen voor mij heel vaak een enorme bron van inspiratie en steun. Ik tank daar als het ware nieuwe manieren om met het leven om te gaan (camouflage, kopiëren, advies). Dat kan gaan over gedrag maar ook over een manier van koken, spullen in mijn huis of kleding. Daarnaast kan ik mijn problemen en zorgen met hen bespreken en advies vragen hoe ‘het’ moet.

Maar veel van de mensen uit mijn directe omgeving hebben tegenwoordig hun eigen zorgen; ook zonder autisme kan je lijf of je leven zoveel van je beginnen te vragen dat er minder ruimte voor iemands anders (lees: mij) over kan blijven. Ik merk dat in mijn directe omgeving. Dat begrijp ik en ik accepteer dat ook volledig. Ik kan anderen niet verwijten dat ze niet meer (of minder, maar hoeveel?) een ‘bruisend voorbeeld’ of luisterend oor voor mij kunnen blijven. Ik vraag zelf dan ook duidelijk minder (in sommige gevallen zelfs geen) aandacht voor mijn ‘gedoe’, maar ik mis het zo. Zij betekenden als steun en toeverlaat veel voor voor mij. En ik heb het daarbij, dat komt vast door mijn autisme, vooral moeilijk met de onduidelijke grenzen van gewenste betrokkenheid over en weer. Ik moet die grenzen (en mijn verwachtingen) herijken, en dat is moeilijk. Ze zijn, juist met deze steunpilaren niet makkelijk te bespreken zonder de indruk te wekken dat ik ze via een omweg toch weer lastig val om mij te helpen. Dat maakt eenzaam, maar ik weet dat ik dit moet accepteren.

En dat confronteert mij met de vraag: wat ‘beteken’ ik eigenlijk voor een ander? Intussen zijn er verschillende ‘oude’ vrienden (d.w.z. oud in leeftijd maar vooral ook in duur van de relatie), met die hun zorgen met mij willen delen, maar ik durf er toch niet vanuit te gaan dat zij op mijn betrokkenheid zitten te wachten. Hoeveel aandacht willen zij eigenlijk van mij, hebben zij mij echt wel eens nodig? Ik heb er al eerder over geschreven: de intuïtieve verbinding met de ander is juist in dit soort vage overgangen voor mij heel lastig. Ik benader deze dan rationeel, maar vaak weet ik niet wat ik moet doen of vragen. Dus aarzel ik en blijf heel terughoudend en voel me knullig. Als ik me realiseer dat ik denk de ander nauwelijks iets te bieden te hebben dat enigszins overeenkomt met wat zij mij boden, dan voel ik mij schuldig maar vooral ook een mislukt mens. Kan ik niets voor anderen betekenen; of ben ik blind voor wat ik voor een ander beteken? Of heb ik zelf die ruimte helemaal niet? Of is dit nou weer zoiets waar ik mij druk over maak, maar wat heel veel mensen ervaren. Of ze nou autisme hebben, of niet? Ik heb er geen idee van.

Ik haal de zingeving in mijn leven vooral uit het veel tijd steken in vrijwilligerswerk voor autisme. Maar dat hapert ook. Ik moet mijn plaats leren vinden als oudere. Geleidelijk aan word ik in een wereld van actieve vrijwilligers en betaalde krachten, de oudste. Maar ik denk me vaak te gedragen alsof ik, net als mijn collega’s, in de bloei van mijn professionele bestaan zit. Ik heb dus geen idee hoe anderen tegen mij aankijken, maar ik moet mij goed realiseren dat ik geen centrale rol/functie heb, ik moet me terug gaan trekken naar de zijlijn. Maar een marginale rol past mij helemaal niet…

Ik wil misschien wel teveel, maar – en dat heeft misschien wel met mijn cognitieve draagkracht te maken – verzand in allerlei ontwikkelingen en processen die ik het liefste zou willen beheersen. Maar ik loop aan tegen beperkingen waarvan ik niet weet of ze onvermijdelijk zijn of zij ontstaan door mijn onvermogen. Ik mis momenteel dus een nieuwe ‘veilige’ context, waarbinnen ik deze dingen kan bespreken en waarin ik het gevoel heb dat ik mijn gedrag daarbinnen kan toetsen en verder aan creativiteit en inzet kwijt kan. Energie is er voldoende, maar glad ijs!

Het korter worden van mijn levensperspectief baart mij ook zorgen. Ik ben bang voor de dood, maar daarin ben ik niet de enige. Wat mij daarbij ook wakker houdt is het onvoorspelbare en idee dat ik zomaar in mijn eentje dood in bed kan liggen, of neervallen in de achtertuin. En dan? Dat deze fase mijn zorg niet meer is, helpt niet. Ik wil het anderen ook niet aandoen. Zelfs dat beangstigt mij en wil ik onder controle krijgen …

Wat ik me, tenslotte, ook realiseer is dat nu echt de kansen om echt ‘ergens’ bij te horen, met het verstrijken van de tijd extra moeilijk worden. Illusies over een veilige en intieme persoonlijke relatie moeten echt van tafel. Ik heb geen vaste partner en dat had ik graag anders gezien. Ik heb wel vrienden maar, zoals ik al schreef, ook die worden ouder en ik heb geen idee wat ik eigenlijk voor hun beteken. Ik voel me niet echt ’thuis’ in mijn sportclub (heb een andere levensinvulling), maar ook met heel goeie vrienden vind ik nauwelijks overlap in onze belangstellingen. Hoe werkt dat dan, vriendschap? Wat is daarvan de drijvende kracht? Ik kan dat niet met anderen bespreken omdat er misschien geen woorden voor zijn om deze vraagstukken te delen? Ik verwacht dat veel mede-autisten zich hierin wel herkennen.

Kennelijk ben ik nog steeds niet in staat om in wankele situaties terug te schakelen naar een zelf, een innerlijk kompas van waaruit ik weer enige tevredenheid met mijn leven terug kan vinden. En dan is de cirkel weer rond. Ik moet voor mijn zelfbeeld blijven vechten (mijn therapeut zei: ‘niet vechten, maar trainen) en dat blijft een levenslange uitdaging. Mijn autisme heeft er vroeger toe geleid dat ik een uiterst wankel zelfbeeld heb ontwikkeld, en daarmee een enorme behoefte heb aan erkenning en bevestiging. Als de buitenwereld stil valt, dan wordt het hier ook heel stil…


Terug naar blogs