Welke gevolgen heeft de ASS voor jou (gehad) in jouw leven?
Direct nadat de diagnose bekend was, gedroeg ik mij volgens mijn directe omgeving ‘autistischer’. Ik kan dat heel simpel verklaren: ik liet bewust de compensatiemechanismen vallen en ging experimenteren met welk gedrag van ‘mij’ was en wat het gevolg was van mijn autisme.
Achteraf bekeken vind ik het belangrijk om het volgende te zeggen. De periode dat de onderliggende ASS nog niet bekend was, werd ik in heel veel situaties niet begrepen en daardoor niet positief in mijn gedrag bekrachtigd, waardoor de ontwikkeling van een positief zelfbeeld haperde. Ik gedroeg me keurig hoor, met een air van vrolijkheid en soms verbaal overwicht. De beleving van de lege huls die ik noemde bij de eerdergenoemde groepstherapie maakte plaats voor de erkenning van gebrek aan verbondenheid met mezelf. Een ‘autiproof’ woord voor hetzelfde gevoel.
Tijdens een cursus over autisme werd ik opnieuw, maar nu in een ander jasje, keihard geconfronteerd met de beleving geen ‘zelf’ te hebben. Een van de onderwerpen was de ontwikkeling van de Theory of Mind bij mensen met ASS. Dus antennes hebben voor het gedrag van anderen, dat van jezelf en de wisselwerking daartussen. Mij werd glashelder hoe zeer ik mij spiegelde aan het gedrag van anderen, dat kopieerde en dan verwachtte dat de reactie van anderen op mij dezelfde zou zijn als de wisselwerking tussen de anderen. Bijvoorbeeld: als ik dezelfde grappen maak als iemand anders dan word ik net zo populair als die ander. Of hetzelfde kapsel laat knippen als een populair meisje, ik dan ook populair zou worden. Maar, die mensen waren helemaal niet populair door hun taalgebruik of haardracht! Glad ijs, alom. Een harde confrontatie. Ik werd daar toen eerst heel verdrietig om en vroeg mij af of ik wel ‘iemand’ was en er wèl toe deed in de wereld.
Dit zie ik als de belangrijkste verklaring voor mijn gebrekkige en negatieve zelfbeeld.
Ik wijt ook aan mijn autisme dat ik niet in staat ben geweest om een duurzame intieme relatie te ontwikkelen; dat ervaar ik nog steeds als falen. Ik had vaak veilige maar ‘stoute’ relaties: in mijn geval met mannen die al een vaste relatie hadden. Moest dan dus stiekem; zonder overigens dat ik ermee hoopte de positie van de ‘echte’ partner in te nemen. Dat is óók niet goed geweest voor mijn zelfrespect. Deze relaties ‘golden’ dan ook niet als ‘partners’ met wie ik mij in de wijde wereld kon vertonen.
Tijdens mijn werk ben ik vaak aangelopen tegen het feit dat ik me vooral richtte op de details van mijn taken dan op de grote lijnen. Ik ben psycholoog en zelfs gepromoveerd maar als er een presentatie gehouden moest worden richtte ik mij op de statistiek en de werkwijze (het concrete, specifieke deel, dus) terwijl mijn collega zich meer richtte op de uitkomsten, de discussie en de betekenis ervan (de grote lijnen).
Ik kon – ook als projectleider – slecht taken delegeren, meestal kwam dat doordat ik het overzicht miste: iets dat nodig is om taken in hun context over te dragen. Dus deed ik veel zelf en daarmee maakte ik geen vrienden.
Ook trok ik taken naar mij toe die zich richtten op bijvoorbeeld het ontwikkelen van een goed functionerend registratiesysteem, protocollen of iets dergelijks. Men vond dat dit praktisch uitvoerend werk van een niet academisch niveau was, maar ik was door mijn opleiding wel degelijk een goede gesprekspartner voor de collega-wetenschappers doordat ik met hen op hetzelfde denk- en kennisniveau zat. Mijn inschaling bleef, mede door die opvatting, achter bij mijn directe collega’s (nu waren dat wèl mannen…).