Dit wordt een klein onderzoekje naar mezelf in verhaalvorm (hier een narratiefje in blogvorm, dus). Ik ben nl. al mijn volwassen leven lang al geïntrigeerd door de vraag of ik in het aangaan van intieme relaties door mijn autisme ben beperkt of dat mijn relationele status ‘gewoon’ een kwestie is van toeval (en dat mijn autisme daarbij een beperkte rol speelt)?
Ik heb intussen tamelijk veel contacten met andere vrouwen met autisme; heel veel van hen hebben een (vaste) relatie… dat geeft mij over mijn eigen situatie al veel langer te denken. Het kan dus best!
De woordspeling in de titel van deze blog kwam bij mij op dankzij de individuele terugkoppeling van mijn vragenlijstgegevens door het Nederlands Autismeregister (NAR) .
Het NAR verzamelt continu gegevens van een cohort met respondenten van alle leeftijden en mét en zonder ASS. In totaal deden in 2020 ruim 2600 mensen met autisme hieraan deel, onder wie 1100 volwassenen met autisme die over zichzelf rapporteerden (zo’n 75%). Je kunt je daarvoor te allen tijde aanmelden. Oók mensen zonder autisme! Ze rapporteren jaarlijks via overzichtelijke factsheets en genereren voor elke deelnemer een eigen profiel. In dat profiel worden de antwoorden van de individuele deelnemer vergeleken met antwoorden van je eigen referentiegroep (in mijn geval volwassen vouwen met ASS) en die van alle respondenten tezamen. E.e.a. wordt weergegeven in een grafiek, zoals deze (zie onder).
Hoewel de figuur (expres) niet goed te lezen is, zie je direct dat er in mijn score (de gele) een ‘dip’ zit. Dit is de beoordeling van mijn relationele situatie t.o.v. de andere NAR-deelnemers (resp. mijn eigen referentiegroep van volwassen vrouwen en alle deelnemers). Ik oordeel daar dus aanzienlijk negatiever over dan de meeste andere deelnemers…
Het hield mij al vanaf mijn puberteit bezig: waarom lukt het mij maar niet om een ‘eigen’ relatie te bouwen. Tot vervelends toe plaagde ik mijn vriendinnen (en misschien ook wel familie) met mijn behoefte daaraan en mijn verdriet daarover. Een vriendin zei zelfs op een gegeven moment tegen mij dat ik daar nou toch eens mee op moest houden, maar het bleef een dominant item (zij was getrouwd). Ik voel(de) mij daarin ernstig falen. Anderen zeiden dat je daar toch niet minder om was? En gaven dan voorbeelden van mooie ‘geslaagde’ alleenstaande vrouwen (binnen hun eigen vriendenkring of bekende Nederlanders).
Ja, maar die hebben zichzelf al als vriend, zei of voelde ik toen. En nog. En daar knelt het bij mij. Maar nu ik eindelijk zo ver kom dat ik met mezelf een beetje in het reine kom, is het waarschijnlijk te laat. Want een ander gegeven uit de NAR-data over stigmatisering, is dat autistische dames van zekere leeftijd niet echt goed in de relatiemarkt blijken te liggen.
Ik verkramp als ik alleen ben met een man die ik leuk vind (en die ‘beschikbaar lijkt). Ik klap helemaal dicht. Toen ik nog aan het werk was, zei ik ook wel dat iemand mij een soort van ‘per ongeluk’ zou moeten observeren en leuk gaan vinden. Ik moest dan dat niet in de gaten hebben; dan maakte ik een kans. En dat is ook wel gebeurd. Ik heb in die periode wel relaties gehad, maar ze liepen allemaal anders dan gehoopt…
Is het gebrek aan sociale wederkerigheid (Els Blijd) een verklaring voor mijn alleenstaand gebleven zijn? Of speelt de behoefte aan 100% zekerheid (Annelies Spek) een factor van betekenis? Maar dit zijn toch algemeen geldende kenmerken van de kwetsbaarheden van iemand met autisme, en daarbij vooral vrouwen? Waarom gaat het bij mij dan anders?
Tijdens mijn therapie (de CGT) kwam meerdere keren aan de orde dat ik eens achter ‘de geraniums’ vandaan moest komen en ook zelf moeite moest doen om met nieuwe mensen in contact te komen. Er was, volgens de therapeut, geen enkele reden waarom ik niet ‘iemand’ zou vinden…
Ik zet zo’n advies dan gelijk om in daden en liet blijken dat ik iemand (een man) wel leuk vond, maar dat dan wel via een vriend van hem die ik ook ken. Dat werkte niet. Ik heb niet de vaardigheid om het zelf direct te doen, heb geen idee hoe ik dat aan moet pakken. Bovendien ben ik zeer kwetsbaar waar het de sociale wederkerigheid betreft. Ik begrijp niet wat ik moet doen om over te brengen wat ik wil en andersom snap ik niet hoe ik de (vermeende) signalen van de andere kant moet begrijpen. Pff. Ik heb ook wel eens een dating site geprobeerd maar dat werd ook niks.
Daar komt bij dat ik de neiging heb om naar 100% tevredenheid te streven. Ik begin al heel snel in ‘het proces’ te zoeken naar het antwoord op de kans op 100% tevredenheid, succes, klik of wat dan ook. Ja, ik weet het, maar ik ‘keur’ mensen al vrij snel af doordat ik me al heel snel probeer voor te stellen hoe het dan zal gaan als wij samen een intieme relatie zouden hebben … Dan klap ik alweer dicht. Ik heb een weekend met een ‘vriend’ op een eiland gezeten, het was heel gezellig (vond ik) maar ik voelde geen enkele fysieke aantrekkingskracht. Ik weet niet of ik dat ook niet wilde, daar kwam ik niet achter. Toen hij het ‘uitmaakte’ was ik diep gekwetst. Niet te volgen, vind ik zelf.
Als ik de woorden van Wouter Staal tijdens het NVA-congres (2020) gebruik waarmee hij aangeeft dat autisme in wezen een kwetsbaarheid in de integratie van informatie betreft, dan kom ik daar heel ver mee. Maar: de kwetsbaarheid daarin werkt naar twee kanten.
Het opnemen en verwerken van informatie is slechts één kant. Maar de weg terug is ook heel moeilijk: het vindbaar en toegankelijk opslaan van die informatie… Juist doordat mensen met autisme hun informatie vaak gefragmenteerd opslaan is het geheel (de conclusie of de ‘grote lijn’) moeilijk terug te vinden en te gebruiken. Terugkomend op mijn problemen met relatievorming zou dit betekenen dat ik de signalen van een ander niet goed kan lezen, ze ook als los signaal opsla (maar dan dus verkeerd interpreteer) en daarop conclusies baseer over de 100% kans dat dit ‘hem’ is. En dat is uiteraard nooit het geval! Ik trek me dan direct terug. Die conclusies zijn fout en bovendien voor mij gebaseerd op losse elementen. Dus hij keek toen op dat moment heel boos, dus hij is boos op mij. Of hij rijdt in een ‘foute’ auto… Of zoiets.
Of, hij nam hij heel lief mee naar een restaurant waar we een hapje aten. Dus hij is verliefd (ofzo). Oh, wat eng…
En, ik wil het zo graag. Hoe doen die andere vrouwen met autisme dat dan? Veel van hen zijn weliswaar laat gediagnosticeerd, net als ik, maar allemaal hebben we ons leven lang al autisme. Hoe kan dat dan?
Langzaam kom ik wel zover dat ik mijn autisme goed in beeld heb en voorzichtig accepteer, en daarmee mezelf ook wel. Maar ik ben er pas echt, vind ik, als ik ook dat stukje levensbehoefte nog kan bevredigen. Of het leven zoals dat nu is, gewoon kan accepteren. Het begint met je eigen vriendje worden/zijn/blijven. Zet m op!