De achterkant

Ineens zat ik weer in een oude put. Zo voelde ik mij vroeger geregeld toen ik nog in de Randstad woonde: verloren, zinloos en ongelofelijk onaardig. Deze keer een blog recht uit mijn hart; zonder fundamentele bespiegelingen.

Het lijkt alsof de wereld om mij heen zich weer samenpakt in ‘De Meivakantie’, ‘Koningsdag’, weer vrij na Corona…. En ik voel me er niet bij horen. Ik ben wel eens bang dat het mijn innerlijke overtuiging is, dat ik ‘er’ niet bij hoor. Ik val daar zo vaak weer op terug, het is een van mijn valkuilen. Ik heb nog steeds de ilusie dat dit anders kan?
Of is dit ‘alleen maar’ een gevoel bij mij? Ik blijf maar behoefte houden aan bevestiging en ik blijf maar bereid om mij ‘aan te passen’ zodat ik de illusie krijg dat ik er wel bij hoor. Of ben ik te negatief? Kijk ik hier volgende week weer anders tegenaan?

Waar komt dit gevoel nu weer vandaan? Ik merk de eerste signalen doordat ik mezelf onhandig, scherp en licht ontvlambaar opstel. Na dat vlammetje voel ik me doodongelukkig en ben bang dat het ‘het’ weer verpest heb. En dat gevoel wordt groter … totdat ik het kan uitschrijven.

Een voorbeeld dat zich afspeelde in een reeks van onverwachte confrontaties van dat ‘samenpakken’ door de wereld. Ik werk als vrijwilliger in verschillende omgevingen. Ik noem ze niet bij naam maar in twee gevallen heb ik vooral veel te maken met één persoon binnen de organisatie. Over die personen niets dan goeds, trouwens!

De afgelopen periode was erg intensief en ik moet daarna altijd enorm afkicken van het tempo en van mijn betrokkenheid. In beide gevallen werd ik op het aller-àllerlaatste moment, na zo’n intensieve periode terwijl ik nog in de actief-stand zat, geconfronteerd met hun afwezigheid de komende dagen wegens ‘vakantie’. Hoe kort die afwezigheid ook is, het komt hard bij mij aan. Voel ik mij dan door hen verlaten? Of buiten de deur gezet? Ik flap daar dan als reactie iets uit over ‘ja, zo gaat dat met de betaalde medewerkers, die nemen vrije dagen op‘. Waarom ik dat mes te voorschijn haalde, weet ik niet. Het was de afgelopen weken wel over vrijwilligerswerk t.o.v. betaald werk gegaan, maar ik heb daar voor mezelf verder geen moeite mee. Ik ben zover dat ik geen grote ambities meer heb. Of toch wel? Ja, ergens bij horen en bevestigd worden in mijn bedoelingen, dat blijkt maar weer.

En, waar ik last van heb en uitgebreid over blijf piekeren, is dat ik onvriendelijk ben geweest tegen iemand die zelf juist heel vriendelijk is. Ik weet dat hij tot in de avond nog bezig moest met het afronden van taken. Voel ik dat niet voldoende aan? Heb ik hem nu gekwetst? Heb ik het verbruid? Dat is mijn bedoeling helemaal niet, maar ik denk dat mijn uiting voortkomt uit het oude gevoel er niet echt bij te horen…. en dat stapelt zich dan op. En ik bereik het tegenovergestelde van wat ik juist wil..

Deze voorbeelden passen in een reeks gebeurtenissen. Ik ben intensief betrokken bij de clubs waarvoor ik mijn bijdrage lever. Of ik mijn bijdrage nu vrijwillige lever, of betaald, mijn werkhouding is dezelfde. Maar ik hoor er niet echt bij: ben afhankelijk van wat anderen voor grenzen bepalen aan je activiteiten vaak zonder dat ik daarbij gesprekspartner ben. Alleen via de ene persoon met wie ik geregeld, heel plezierig overigens, contact heb. Daar drop ik dan ook op gezette tijden mijn reacties en ongecensureerde mening over wat anderen binnen de organisatie bepalen. Dat is niet altijd leuk voor de tussenpersoon, maar dat moet toch kunnen? Ik doe wel netjes mijn werk. Ik baal van die beperkingen en probeer ook wel grenzen op te zoeken, maar word niet betrokken in de argumenten die leiden tot die grenzen. Ik kan daar hier niet concreter op door gaan, maar deze beschrijving is hopelijk voldoende.

En dan die discussies over ’taal’. Daar word ik ook heel droevig van. De wereld neigt over te gaan hellen naar de veranderlijkheid van taal en dat de eisen die je aan het taalgebruik moet stellen, het gebruik zelf moeten volgen. Anders ben je elitair bezig… ‘Het meisje, die‘ en andere voorbeelden, moeten we accepteren. Zie een andere blog over ‘Liefde voor taal‘. Opnieuw een confrontatie met het gevoel er buiten te staan. Taal zou ik moeten leren beschouwen als een kunstwerk dat je kunt bekijken, beluisteren en van genieten … op zijn tijd. Verder niets van aantrekken; een ‘lelijk boek’ lees ik ook niet. Daar zie ik een uitweg.

De wereld om mij heen is natuurlijk ook bezig met Corona en te midden van alle onzekerheden rond de aantallen besmettingen e.d. word ik er mee geconfronteerd dat ik daar ook anders in sta. Ik vind het opengaan van terrasjes wel leuk, maar de rest van de wereld gaat ook open dan ontstaan de grote verschillen tussen mijn leven en dat van ‘de rest’ weer: nu val ik niet zo op. Zij gaan weer op vakantie, zij zitten weer samen tot laat in hun achtertuin. Vooral die gezamenlijkheid, daar ligt mijn pijn. Ik heb veel contacten, de meeste zijn deel van een setje en door hen wordt meestal gesproken in termen van ‘wij’. Allemaal niet mijn wereld. Ik hoor geregeld contacten vertellen dat ‘ze’ een midweekje hebben geboekt en daar hebben gewandeld; over dat wandelgedeelte heb ik al een blog geschreven, maar wat ik ook probeer, ik blijf alleen en het blijft trainen om dat te accepteren.

En tot slot, moet ik natuurlijk weer wennen aan de stilte na de storm van de publiciteit rond autisme en vrouwen. Dat is een indringend verschil. Zoals een vriendin over mij lang geleden schreef: je bent als een briljant. Als de zon erop schijnt schitter je maar als dat niet zo is ben je donker en saai. Ik moet mijn eerdere training met zegeltjes maar weer eens oppoetsen…

Nu zit ik weer in mijn uppie; het is stil om me heen en ik zou me weer kunnen richten op mijn tuin die vol staat met Zevenblad… een tuin vol met ‘zegeltjes’. Daar wilde ik me zo graag weer op kunnen richten toen ik het (te) druk had. Nu ‘neem ik ook maar een paar dagen vrij’ 😉.
En, op Koningsdag is mijn Baloe jarig. De vlag kan uit!


Terug naar blogs