Met deze blog ga ik proberen om inzichtelijk/invoelbaar te maken wat het betekent om geen innerlijk kompas te ervaren. Mijn wankele zelfbeeld is al heel vaak ter sprake gekomen en ik heb de indruk dat degenen met wie ik dit bespreek, eigenlijk verwachten dat ik gewoon moet stoppen met zo negatief over mezelf te denken en te spreken. Met deze blog wil ik proberen om jullie lezers bij me ‘naar binnen te trekken’, zodat ik duidelijk kan maken wat de invloed is van dit zelfgevoel op bijna al mijn levensterreinen. Als dat zich voordoet vind ik het heel moeilijk om aan een ander over te dragen hoe dat voelt en welke invloed dit heeft op mijn functioneren. En juist omdat ik dat denk niet over te kunnen brengen, veronderstel ik dat ‘ze’ mij maar een weerbarstige zeur vinden die maar niet verandert. Maar … ik doe echt mijn best, maar het is echt niet eenvoudig. Ik mis een anker, een kern waar ik me aan vast kan houden. Zit dat ‘ergens’ in mij verborgen of moet ik ermee leren leven dat dit zich in mij niet ontwikkeld heeft? Of iets daar tussenin?
Wat mij ervan weerhoudt om dit in een blog te schrijven, is dat ik bang ben dat ik mezelf met het badwater wegspoel, m.a.w. dat ik mezelf ermee helemaal uit de markt prijs (want: wie wil nu omgaan met een ‘niemand’?). Toch wil ik het proberen, mij kan het uitschrijven in elk geval helpen. En misschien kom ik toch nog tot de conclusie dat ik zoek naar gebakken lucht, m.a.w. dat ik de illusie heb dat ik ergens een kern moet kunnen vinden, en dat deze, juist door ernaar te zoeken, vervliegt als sneeuw voor de zon?
Onlangs keek ik met veel tevredenheid op tv naar de voetbalwedstrijd tussen het damesteam van NL tegen Vietnam (ze wonnen riant met 7-0). De uitslag doet hier niet ter zake, wel dat ik naar die vrouwen zat te kijken en me bedacht dat zij allemaal autonome individuen zijn die ook allemaal deel uitmaken van een team en dat zij deze verbondenheid ook uitstralen. Op een gegeven moment zag ik twee reservespeelsters op de bank in close-up van wie eentje de blik had op het team op het veld en de ander zat te praten met iemand die naast haar zat. Mij drong gelijk iets op van: tjee, je kunt je autonome zelf zijn en gelijktijdig toch deel uitmaken van een team. Ik vind dit benijdenswaardig. Ik realiseer me dat ik óf autonoom zou willen zijn, of zou willen opgaan in verbondenheid binnen een team. Beide of een mix daartussen kan ik volgens mij niet. Onderscheid ik me hiermee van anderen of heeft iedereen dit in zekere mate maar maak ik me er vooral druk om en anderen niet, of minder?
In mijn beleving kan ik trouwens geen van beide: zodra ik in een groep ben speur ik fanatiek naar mijn eigen plekje terwijl ik net zo hard zoek naar erkenning van verbondenheid: hoor ik wel bij jullie? Vinden jullie dat ik erbij hoor? Al tijdens mijn relatief late studie, realiseerde ik mij dat ik nooit zo’n opleiding had gedaan als ik met een partner zou samenleven. Dan zou ik in die relatie zijn opgegaan (en had overigens zeker niet de garantie dat ik dan wèl tevreden zou zijn geworden met mezelf…).
Ik voel me eigenlijk nooit ergens opgenomen, ervaar altijd de angst voor afwijzing. Dat heb ik in vrijwel alle situaties, óók bij vrienden en bij familie. Maar niemand ziet het. Ik word zelfs als een sterke, krachtige vrouw waargenomen, dat ben ik ook, maar juist die wilskracht maakt misschien dat ik ook hardnekkig kan zijn in mijn streven naar een positief (misschien zelfs eigenlijk: vlekkeloos) zelfbeeld. Want hoeveel vlekjes mag je hebben? Misschien stel ik te hoge eisen aan mezelf?
Ik voel me nooit ergens duidelijk verankerd, niet in een positie en niet in een rol. Daarom zoek ik altijd naar duidelijke en voor de buitenwereld herkenbare rollen. Als daar oneffenheden in komen, dan word ik weer angstig en dat merk ik ’s nachts als ik niet kan slapen. Uit alle macht probeer ik dan die kloof tussen de standaardrol en mijn invulling ervan te slechten door erover te willen praten of in mijn eentje te blijven piekeren (of er, zoals nu, een ‘beschouwende’ blog over te schrijven). Maar dat kan natuurlijk niet altijd (en het verveelt de ander misschien). En dan bungel ik en zwaai met mijn fantasieën om ‘het’ anders te doen, alle kanten uit. Het liefste stap ik dan maar helemaal uit die rol om vervolgens helemaal met een blanco blad helemaal opnieuw te beginnen (zoals met mijn abrupte verhuizing van de Randstad naar Drenthe). Maar zo veranker ik nergens …
Ik realiseer me ook dat ik, met mijn gecamoufleer, juist dit niet wil laten zien. Dat ik niemand ben, of mij als een ‘niemand’ ervaar en dat is heel beklemmend. Al verdedig mijn lege zelf als een leeuw: als ik het gevoel heb dat iemand mij niet ziet staan, dan verweer ik me daartegen. Soms door er iets over te zeggen (ik ga het de ander verwijten) en dat leidt dan vaak tot spanning. Of ik kruip in mijn schulp en dat levert mijzelf angst, boosheid en een gevoel van nutteloosheid op. Op dat stuk van mezelf leg ik een zwaar stigma, niet eens zozeer op mijn autisme. Ik ben ongelofelijk bang dat ik niet voor ‘vol’ word aangezien…
Ik heb geen idee hoe dat werkt: waardevol zijn, iets voor iemand of anderen betekenen. Dat kan ik alleen rationeel afleiden uit een soort van bestaand normenstelsel over ‘waarom je iets doet’. Ik kan helemaal doldraaien als ik me probeer af te vragen wat je moet zijn of doen om een betekenisvol mens te kunnen zijn of worden. Nogmaals: ik doe maar wat. En dan hoor ik dat ik toch zoveel doe, bijvoorbeeld voor de autismegemeenschap.
En als ik zo met mezelf bezig ben, dan denk ik dat ik een fundamenteel schakeltje of onderdeel mis: een kern. Hebben anderen dat dan wel? Is dat maar een idee van mij, dat je dat moet hebben?
Een goede vriendin van vroeger heeft ooit eens gezegd (dat was ver voordat ik mijn classificatie autisme had) dat ik een soort diamant was die alleen schittert als de zon erop schijnt. Ik denk inderdaad dat ik mij pas voel ‘zijn’ in de reflectie van anderen. Zonder ‘anderen’ die mij zien staan, voel ik mezelf al snel weer oplossen…
Ik heb zo vaak dat ik er vanuit ga dat wat ik denk of heb, dat iets ‘normaal’ is en denk daar niet verder over na. Totdat ik geconfronteerd word met het feit dat het bijzonder is. Zo ontdekte ik pas onlangs dat mijn energie om met anderen zinvol om te gaan, beperkt is: ik breng het in de avonduren eigenlijk niet goed meer op om geconcentreerd en slagvaardig met ze te communiceren. En dan lig ik daarna in bed te piekeren over wat ik allemaal vergeten was te vragen, te zeggen of te doen. Of over wat ik anders had moeten zeggen of doen. En dat is de reden dat ik liever niet in de avond telefoneer (behalve over praktische afspraken of koetjes & kalfjes). Met ingewikkelde smoezen en vage redenen probeer ik te voorkomen dat ik ’s avonds serieus moet doen. Ik vind het eigenlijk heerlijk om aan het eind van de middag in standje ‘niks’ over te gaan: een glaasje wijn met wat te knagen en een boek in de tuin of tennis op de tv. Daarna koken, eten en in de avondstand totdat ik naar bed ga.
Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet om gezelligheid die al eerder is begonnen, maar om een ‘inbreuk’ op mijn passieve avondstand…
Maar is dat zo ontstaan door mijn autisme? Of door het niet onderkennen van mijn ‘streepjescode’ waardoor ik thuis vaak werd afgewezen om mijn inadequate manier van erkenning vragen en gezien willen worden? Dat wekte irritatie. Misschien gebeurt dat nog geregeld, daar ben ik tenminste wel bang voor: dat men mij juist gaat afwijzen doordat ik daar zo bang voor ben. Ik voel mij eigenlijk constant als een soort Alice in Wonderland: hoe moet het, waar vind ik zekerheid en veiligheid? Alleen binnen een heel duidelijke structuur en context: bijvoorbeeld als ik over mijn autisme vertel in een omgeving waarvoor dat onderwerp nieuw is. Of bij het opstellen, becommentariëren of redigeren van documenten (als mij dat gevraagd wordt). Dan voel ik mij veilig, want ik heb dan een duidelijke rol.
Maar wat als ook die beleving van innerlijke leegte in wezen niets anders is dan ‘niet bestaand’ in de zin van dat deze beleving niet identiek is aan een werkelijkheid? Niet bestaan kan nooit werkelijkheid zijn, zou je zeggen. Klopt. Maar ik ervaar bij mezelf geen kern, geen kompas. Ik doe maar wat. Of ben ik daarin niet (veel) anders dan anderen? Of moet ik dit gemis accepteren en ermee leren omgaan? Of kan ik mijn kleine kerntje nog een beetje laten groeien?
Ik vraag wel eens aan anderen hoe zij mij zien, en dan hoor ik vaak dat ze me zien als sterk en weerbaar. Is dat dan wat je bent? Is de oplossing voor mezelf dan eenvoudig niets anders dan die hardnekkige overtuiging van ik ben niets waard en ik ben mislukt, gewoon te vervangen door een nieuwe overtuiging? Daar hoort dan toch ook een plakmiddel bij, een soort cement dat deze nieuwe overtuiging vastlijmt? Is dat iets dat ik alleen zal moeten doen? Zijn we hier (opnieuw) terug bij de zegeltjestraining, die volgens Nico levenslang zal moeten doorgaan? Heb ik daarvoor genoeg wilskracht? Hoopgevend vind ik wel, dat het voor mij steeds duidelijker wordt waar die zegeltjes over gaan, wat de aangrijpingspunten voor mij daarbij moeten zijn. Ik moet (en wil) het allemaal per slot van rekening zelf kunnen doen! Daar kan geen hulpverlener, vriend of boek mij bij helpen.
Maar goed, ik heb voor mezelf wel wat meer duidelijkheid over de verklaring voor mijn vrijwel continu aanwezige angst om afgewezen te worden en ‘door de mand te vallen’. Zelfs het bespreken van die angst boezemt mij angst in, want ‘houd nou eens op met dat gezeur’… Laat ik deze blog afronden met de constatering dat ik mezelf eigenlijk wel moedig vind om nu ook daarmee uit de kast te komen. Ennuh … wilskracht genoeg hoor! Als ik het maar op de juiste dingen richt, ik blijf het proberen!
Dubbel gevoel: als ik op de knop ‘publiceren’ druk, dan heb ik iets gedaan waar ik me niet gemakkelijk bij voel: nog weer een verhaal over mijn geklooi met mijn zelfbeeld. Zelf word ik dat eigenlijk wel zat. Ik hoop dat dit mijn laatste over dat onderwerp is (omdat ik mijn ‘vlekjes’ beter heb geaccepteerd en/of geïntegreerd in mijn leven). Volgens mij ben ik toch wel op de goeie weg, dus … (?)
____________________