RIAN ZH-Noord ‘Naar de overkant ….’

Mijn wensen t.a.v. de wetenschap en hulpverlening:
Bij de diagnostiek van autisme: normaal gesproken ‘leer’ je vanaf je vroege jeugd een bepaald gedragsrepertoire. Bij iemand met autisme gaat de internalisatie en generalisatie van dat gedrag vaak moeilijk. Dat maakt dat gedrag van anderen wel ‘gekopieerd’ wordt, maar je kunt het geen duidelijke plek geven binnen jezelf, mede doordat je juist moeilijk contact hebt met jezelf. Daardoor wordt het ‘zelf’ ook niet gevoed met positieve bekrachtiging omdat je geleend gedrag van anderen uit. Dat leidt op zich al vaak tot een grote kans op ‘negatieve’ reacties (het levert niet op wat je beoogt) en een beperkt zelfgevoel is daarvan het resultaat. Hierdoor ontstaat het gevoel van een lege huls. Ik denk dat dit geen primair kenmerk van autisme is, maar wel een veel voorkomend afgeleid secundair probleem. Tijdens de diagnosefase zou de mate waarin aangeleerde copingstrategieën uit iemand zelf komen of worden aangezet via de ‘ratio’, onderzocht kunnen worden. Misschien is dat wel een mogelijke indicatie voor autisme?

Autibril

In artikelen over autisme wordt vaak op observeerbaar gedragsniveau gesproken. Dat is bij lange na niet genoeg. Door het ontbreken van een gevoel van wederkerigheid wordt het gevoel van eenzaamheid versterkt. Iemand met autisme lukt het immers vaak niet om zich te laten leiden door intuïtie, moet het allemaal beredeneren en kan dat dankzij een heel scherp analytisch en observatievermogen. Wat er zich in het hoofd van de mens met autisme afspeelt tussen eerste stimulus en uiteindelijk gedragsresultaat, is m.i. essentiële informatie over de binnenwereld van een mens met autisme. Dit vereist niet alleen een open communicatie over dit onderwerp, maar ook aandacht voor het ‘denkraam’ van waaruit de persoon met autisme zich gedraagt. Ik denk dat er nog steeds te weinig aandacht is voor het waarom (en niet: waardoor) iemand met autisme doet zoals hij doet?


naar pag 9/Uitkomstmaat