Wie ben ik – hoe vind ik mezelf?
Het was al na afronden van deze behandeling, dat mij het volgende duidelijk werd.
Ik was mij er het grootste deel van mijn leven niet van bewust dat ik autisme had. Dat ik, doordat ik niet wist dat ik niet doorhad hoe ‘het’ moest, heel veel gedrag van anderen afkeek. Gedrag leende, noemde ik dat achteraf. Zelf had ik dat niet door omdat ik dacht dat dit altijd zo ging (ook bij anderen). De reacties die ik op dat ‘geleende’ gedrag kreeg, klopten totaal niet met mijn zelfbeeld (wat ik dus ook niet scherp had). Daardoor miste ik een toets dan wel bevestiging van mijn gedrag. Reacties erop matchten niet, dus ik kreeg geen vat op wat nou handig is, waar ik mijn voordeel mee kon doen en waarmee niet. De buitenwereld bleef van elastiek. Zo mijn zelfbeeld ook.
Pas na mijn diagnose had ik er woorden voor: ik ervaarde een gebrek aan verbondenheid met een ‘zelf’. In vaktermen: mijn Theory of Mind was zwak ontwikkeld. Ik had geen aansluiting met wat de ander vond, wilde of bedoelde. Ik ben ook slecht in het ‘lezen’ van gelaatsuitdrukkingen. Ik kreeg daardoor niet iets gespiegeld waarmee ik de ander kon leren lezen/begrijpen.
Ik kon mijn innerlijk kompas niet ontwikkelen, laat staan ijken. Het impliciete, het nonverbale en het intuïtieve deel van de communicatie was glad ijs voor mij.
Voorbeeld
Vroeger leende ik veel gedrag van mijn zus. Zij is getrouwd en woonde met haar gezin in een andere stad. Ik ging daar vaak logeren en zij hadden een sfeer rondom koken e.d. die ik erg fijn vond. Ik nam veel van hun kookgewoonten over maar ook van hun sfeer. Maar die sfeer bestond per definitie doordat zij met meer mensen samen woonden. Ik kon in mijn eentje thuis zo ver gaan dat ik mij – door op hun manier te koken – een soort van inbeeldde dat ik hun sfeer had meegenomen. Ik kocht zelfs apparaten die op de hunne leken. Wat mij nooit is gelukt, is mij kleden zoals mijn zus. Ik heb daar geen gevoel voor en nog steeds valt mij op dat ik me zoals zij zou willen kleden. En dan me inbeelden dat de ander zo tegen mij aankijkt als ik tegen haar.
We hebben gesproken over de dimensies waarop zelfrespect zich kan ontwikkelen. Ik kan er voor kiezen om gewoon met iemand anders ‘mee te liften’, maar dat geeft weinig voldoening. Als dat een onontkoombare consequentie is van onvermogen, of zoiets, dan is het een drempel die geslecht moet worden. En die drempels kan ik vinden door – daar zijn ze weer – driehoekjes te maken van wat er (feitelijk) is gebeurd, wat mijn gedachten hierover zijn en wat is het daaruit voortvloeiende gevoel en handelen.
“Mijn autisme is er de verklaring voor dat ik mijzelf als een niemand ervaar: ik leen links en rechts gedrag van anderen. Krijg reacties/feed back op gedrag dat ik maar in bruikleen heb waardoor de bekrachtiging van mijn ego zijn doel totaal voorbij schiet.”
Bovenstaande is een zin uit een van de verslagen die ik na afloop van de 10e sessie had opgeschreven. Deze vat kernachtig samen waar ik het meeste mee tob. Dat deze uitspraak wel erg absoluut is, werd duidelijk door de vergelijking te trekken met iemand die diabetes heeft, of kleurenblind is. Die handicap bepaalt toch niet 100% van iemands persoonlijkheid?
Terugbrengen tot de juiste proporties is hier het devies!
De lege huls echt leeg?
Over lege huls en een beetje ‘self disclosure‘….
Ik kan heel erg enthousiast vertellen over allerlei dingen die ik doe maar verberg daarachter mijn onzekerheid en faalangst. Ik vind fotograferen leuk, heel leuk zelfs, maar naar een cursus gaan durf ik niet (faalangst). Maar je doet het toch voor jezelf? Om ervan te leren? Ja en daar vind ik geen bodem. Ook in het leggen van contacten wil ik nog wel eens mezelf verstoppen achter een scherm van vrolijkheid, ad rem-zijn enz. Maar dat zet een ander wel op het verkeerde been; er wordt dan ook geregeld teveel van mij verwacht (of men begrijpt er niets van als ik eens door de mand val).
Voorbeeld
Op de sportschool hadden ze op een gegeven moment alle apparaten verplaatst. Ik was daardoor totaal van slag en wilde me even terugtrekken in de kleedkamer omdat ik een huilbui voelde opkomen. Toen daar iemand bleek te zitten, ben ik maar weer naar de zaal gegaan waar toevallig iemand van de begeleiding bij mij kwam staan. Ik heb haar toen verteld dat ik een vorm van autisme had en door die veranderingen van slag was. Deze kleine ‘self disclosure’ pakte goed uit. Vaker doen, dus: open-zijn…!
Het is belangrijk om emotionele ladingen bij tijd en wijle te lossen door erover te praten of ze te tonen.
Metafoor: als je een pot verf mengt met een andere kleur moet je voorzichtig mengen, zodat de kleuren een mooi palet vormen. Als je niet goed mengt en kleuren willekeurig toevoegt, dan wordt het resultaat grauw of anderszins niet mooi. Bij gevoelens kan dat laatste ook gebeuren en dan heet dat depressie.
M.a.w. als ik mijn emoties niet eerst herken en dan uit en daar vervolgens anderen op laat reageren, dan blijven ze zich in mij opstapelen en doemt er geen mooi schilderij op met andere, misschien meer positieve kleuren.
In dit verband werd gerefereerd aan de Stoa: de filosofische stroming waarin onder meer gesteld wordt dat de emotie tot stand komt als gevolg van een beoordeling van de situatie. Deze filosofie is ook de basis voor de cognitieve gedragstherapie.
Met dit uitgangspunt kan ik proberen om de emotionele lading die ontstaat na bepaalde gebeurtenissen, te verkleinen (af te blussen..). De gong dempen! Dat was ook zo’n geregeld terugkerende metafoor. Daar zijn de driehoekjes ook weer.
Ik heb geleerd dat emoties hanteerbaarder worden als ik er woorden voor heb gevonden. Het zou me dus helpen om mijn ervaringen uit te schrijven alsof ik een stuk behang vol schrijf: dat rolt dan op en ik lees het niet meer terug. Ik lees ze toch vaak wél terug, maar dat uitschrijven helpt me wel degelijk! Ik kom daarmee ook beter bij mijn gevoel en dat zou ik weer kunnen delen (als ik daar behoefte aan heb).
Voorbeeld
Ik had (terecht) zorgen om mijn vriendin en mijn zus. Beiden verkeerden in die tijd in erg nare omstandigheden. Ik was daar erg mee bezig maar miste ook de aandacht en gezelligheid die ik van elk van hen nodig had. Ik voelde me daarover erg schuldig omdat ik aan mijn eigen behoeften dacht in plaats van aan hun ellende.
Bovenstaande doet me ook weer denken aan een advies van mijn eerste therapeut bij het Autismecentrum: ik klaagde erover dat ik niet aan anderen duidelijk kon maken wat mijn autisme voor mij betekent, wat mijn innerlijke beleving ervan is. Hij raadde mij aan om er foto’s van te maken. Hij gaf mij zelfs de opdracht om de stad in te gaan en daar foto’s te maken waarmee ik mijn autisme kon uitbeelden. Deze foto’s heb ik gebruikt in mijn eerste presentatie (2012) over mijn autisme voor het RIAN Zuid-Holland Noord Naar de overkant.
Ik moet de signalen van de dreiging om weer in een negatieve spiraal te komen, tijdig leren onderkennen. In feite zijn daar weer de driehoekjes te vinden, de gedachten die mij van slag maken: wat is bijvoorbeeld schuldig voelen? Ik voel mij niet schuldig maar ik verklaar mij schuldig: dat is een gedachte. Mijn norm. En die norm kan ik veranderen.