Eenling
Ik voelde me in mijn baan als psychologisch assistente aangetrokken tot rapportage en statistiek, omdat ik daarmee op gedetailleerd niveau mijn eigen gang kon gaan. Tegen het ‘gesprek met’ de klanten zag ik altijd een beetje op, al hoewel ik door mijn analytische en rationele manier van denken altijd wel veel ‘los’ kreeg van waar de student in kwestie mee zat (probleemanalyse). Toen nog verwarde ik dergelijke gesprekken met hulpverlening (doorzien dat ik daar niet geschikt voor was zou nog een paar jaar duren…). Kreeg altijd wel complimenten over mijn ‘observaties’.
Ik kon me helemaal in vastbijten en dergelijke taken, en duldde ook nauwelijks bemoeienis van collega’s die te dicht op mijn taakgebied kwamen. Wel van de professionals (psychotherapeuten, later inspecteurs) die verstand hadden van de betreffende psychische problemen of later zorginstellingen; met hen ervaarde ik geen rivaliteit. Ik heb dat nog steeds. Toevallig werd ik vandaag benaderd voor een interview in een kwartaalblad over autisme. Ik vind het prima om mijn verhaal te doen aan mensen die geen autisme hebben. Dan voel ik mij veilig. Maar ik blijk geïnterviewd te worden door een andere vrouw met autisme. Dat schoot even verkeerd. Wat dit precies is, weet ik niet: ik vind dat bedreigend, het roept een soort rivaliteit op. Bij nader inzien is het eigenlijk ook heel goed: wij begrijpen elkaar waarschijnlijk in ons autisme!
Collega’s moet je van je werkwijze kunnen overtuigen, je moet je dan verantwoorden binnen het gebied waar jij en zij allebei ‘kundig’ zijn. En dat staat me op de een of andere manier tegen: dat is vooral onzekerheid, ben bang mijn ‘ding’ kwijt te raken. En dit heeft weer met faalangst te maken: ‘in het land der blinden is éénoog koning‘. Ik doe ook vrijwel geen groepscursussen omdat ik bang ben dat ik niet zo goed ben als die anderen …
Ja, en dit is een bekentenis uit mijn tenen: ik heb ook niet meegedaan met activiteiten van de vereniging PAS (Personen uit het AutismeSpectrum) omdat ik me daar moet ‘meten’ met collega-autisten. Ben er niet trots op en zie misschien spoken waar ze niet zijn, maar toch: ik duik daarvoor.
Ik voel ook vaak een enorme weerstand om iets, dat ik al in de gaten heb, te moeten uitleggen of delen. Ik ben ongelofelijk slecht in uitleggen en delegeren. Wat mij daarbij het meeste hindert is mijn eigen ongeduld in het efficiënt en eenduidig overdragen van overwegingen, werkwijzen e.d. Ik doe en deed het dan maar liever zelf. Daarmee maak je geen vrienden, zeker niet als je projectleider bent. Over de achtergronden daarvan komt meer in het volgende blok.
Als leider van een projectgroep was ik slecht in het ‘delegeren’ van werkzaamheden en maakte ik zelf ‘flow charts’, terwijl deze het eindproduct van die projectgroep zouden moeten worden. Iets waar ik me niet echt populair mee maakte, maar ik had het geduld niet om te accepteren dat het ook anders kon dan ik in mijn hoofd had. Ik pleeg bovendien een hoog denktempo te hebben en raak ongeduldig als de ander mij niet volgt of mij gaat uitleggen wat ik allang snap. En dan dook ik vaak in de rivaliteit om maar te bewijzen dat ik niet dom was. Ja, dat is ook zo’n ding: bang zijn om te falen… En dat was absoluut niet productief!